Historische achtergrond bij het verhaal van Lijsbeth Cluijt uit Casa Clutia 76

Het jaar 1672 staat in onze geschiedenis bekend als het ‘Rampjaar’: oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen.

De Franse koning Lodewijk XIV begon rond 1665 met het nemen van protectionistische maatregelen ten gunste van de Franse handel. Bovendien had hij het oog laten vallen op de Zuidelijke (Spaanse) Nederlanden. Toen hij met een Spaanse prinses trouwde was hem een bruidsschat in het vooruitzicht gesteld, maar die is door de Spanjaarden nooit betaald. Toen zijn schoonvader, de Spaanse koning, overleed, probeerde Lodewijk XIV als compensatie de Spaanse Nederlanden in te lijven. Dit tot schrik van voornamelijk Amsterdamse kooplieden. Als de Fransen Antwerpen in handen zouden krijgen, zou de lucratieve, maar inmiddels door Franse maatregelen wel beperktere handel met Frankrijk helemaal weg vallen.

Johan de Witt, de Raadspensionaris, de hoogste bestuursambtenaar van de Republiek, bleef echter voorstander van goede betrekkingen met Frankrijk. Hij probeerde het met Lodewijk op een accoordje te gooien: ieder de helft, grofweg langs de lijn Oostende – Brussel – Maastricht. Lodewijk was daar vanzelfsprekend niet tevreden mee en viel in 1667 de Zuidelijke Nederlanden binnen.

Intussen wist hij via diplomatieke acties en omkoping de bisschoppen van Keulen en Munster voor zijn plannen om de Republiek aan te vallen te winnen. Op 12 juni 1672 was het zover. Via een omtrekkende beweging over Luiks en Keuls gebied, stond hij met zijn leger aan de Rijn bij Lobith.
De Staten Generaal probeerden via de IJssellinie de Fransen tegen te houden, maar die trokken daar omheen: een deel door de Betuwe naar het westen, een ander deel stak de Rijn over. Inmiddels waren Munster en Keulen vanuit het Oosten de aanval begonnen. Een veldslag bij de IJssel werd door de Fransen gewonnen.

Utrecht viel als een rijpe appel: op 26 juni 1672 capituleerden de Utrechtse Staten.
Toen werd de opmars gestuit, want rond 20 juli was een strook land tussen grofweg Amsterdam en Dordrecht, de Oude Hollandse Waterlinie, onder water gezet.

Op zee was de situatie inmiddels ook bedreigend geworden. Johan de Witt had een paar jaar eerder met Engeland en Zweden een geheim verdrag gesloten tegen Frankrijk: de Triple Alliantie. Toen dat in Frankrijk bekend werd had Lodewijk XIV een extra reden om de Republiek aan te vallen. En het bleek dat Karel II, de Engelse koning, ondanks dat verdrag ook wel wat in een oorlog tegen de Republiek zag: de Staten Generaal zouden uitgeschakeld worden, hij zou zijn neefje Willem III als Koning der Nederlanden op de troon helpen en aan de Hollandse heerschappij op zee zou definitief een einde worden gemaakt.

De Republiek werd nu van alle kanten aangevallen, het volk was redeloos, de regering radeloos, en het land reddeloos.
Het volk begon om Oranje te roepen. Toen daar niet snel genoeg gehoor aan werd gegeven, waren gewelddadige demonstraties het gevolg (moord op Johan en Cornelis de Witt, plundering van huizen van regenten). Uiteindelijk gingen de Staten van Holland en Zeeland en later van de andere provincies overstag. Het ‘Eeuwig Edict’ van 1667, waarbij geregeld was dat de Staten nooit meer een Stadhouder zouden benoemen, werd afgeschaft. Op 9 juli 1672 werd Willem III, die al wel Kapitein-Generaal van het Staatse leger was in Holland, als Stadhouder erkend. Een week later volgden de Staten van Zeeland.

Willem begon een doortrapt militair en diplomatiek spel. Van dat laatste is later komen vast te staan dat het niet allemaal even kosher was, maar het resultaat was dat de tegenstanders uiteindelijk het veld ruimden.
Met Christof Bernhard von Galen (Bommen Berend), de bisschop van Münster, hadden de Groningers op 28 augustus 1672 al afgerekend. Of misschien waren het niet de ‘Grunnegers’, maar hun vrouwen, want volgens de legende vingen die de kanonskogels van Bommen Berend met hun schorten op, zodat ze teruggeschoten konden worden.

De bisschoppen van Münster en Keulen kregen ruzie, ze gaven elkaar de schuld van het mislukte beleg van ‘Stad’ en hielden een verdere opmars voor gezien. Ze werden zelfs geleidelijk teruggedreven. In april en mei 1674 werden de vredesverdragen getekend.
In februari was met Engeland al de Vrede van Westminster getekend. Karel II was daartoe gedwongen door het parlement. Dat wilde geen geld meer uittrekken voor de oorlog. De grootste overwinning voor de Engelsen was dat afgesproken werd dat wanneer een Hollands en een Engels oorlogsschip elkaar zouden ontmoeten de Hollanders als eerste zouden groeten…

Lodewijk XIV zette de oorlog voort, maar kwam steeds verder in problemen door winterweer, half bevroren waterlinie, door het ijs zakkende soldaten en veel modder toen de dooi inviel. Hij trok zich terug en sloot uiteindelijk in 1678 de Vrede van Nijmegen waarmee een einde kwam aan de ‘Guerre de Hollande’, de ‘Hollandse Oorlog’.